Godsdienst
Omdat de Romeinse godsdienst, net als andere godsdiensten is begonnen als natuurgodsdienst, werden velden, bossen, rivieren en bronnen vaak als templum aangeduid. Het gebruik van tempelgebouwen met beelden hebben de Romeinen van de Etrusken en de Grieken overgenomen. Deze volken stelden zich de goden voor als supermensen die in speciale godenhuizen leefden. Uiteindelijk werd het Romeinse woord templum dus gebruikt voor een gewijd terrein met een gebouw dat diende als een verblijfplaats voor een godheid. In dit soort tempels werden op gezette tijden rituelen uitgevoerd door een bepaalde cultusgroep.
1. In wat geloofden Romeinen?
De Romeinen geloofden in vele goden. Dat noemt men polytheïsme.
In 313 is er godsdienstvrijheid en mogen de Romeinen dus kiezen in wat ze geloven.
In 393 moeten alle Romeinen Christenen zijn en mogen ze dus maar geloven in 1 God!
De goden hadden allemaal hun eigen taak. Er was een god van de oorlog, een god van de landbouw enz. Tijdens de keizertijd werden keizers soms tijdens hun leven ook vereerd als god. Er waren ook veel vrouwelijke goden. Romeinen bouwden tempels voor alle goden en geloofden dat de goden daar echt in leefden.
De Romeinen bouwden tempels voor hun goden. Romeinen besteden veel zorg aan het uitvoeren van de juiste rituelen om zich te verzekeren van de Pax Deorum - de welwillendheid van de goden. Sommige vonden in familiekring plaats en waren zuiver gericht op het behalen van persoonlijk voordeel, maar openbare erediensten waren nodig om de goden gunstig te stemmen tegen de stad en de staat.
Priesters bestudeerden de voortekens om te achterhalen of de goden akkoord waren met iets. Om dat te weten te komen, bekeken ze de ingewanden van dieren en het gedrag van vogels.
2. Tempels.
Ons Nederlandse woord tempel is afgeleid van het Latijnse woord “templum”. Dit woord hoeft niet direct in verband te staan met een gebouw. “Templum” duidde in de eerste plaats op een afgebakend terrein waar religieuze handelingen werden verricht. Het was meestal vierkant of rechthoekig van vorm. Bovendien was het terrein “sacer”: eigendom van een bepaalde godheid.
De oudste Romeinse goden werden niet gesymboliseerd door beelden, maar door voorwerpen. Jupiter werd gesymboliseerd door een steen, Mars door een vechtspeer en Vesta door vuur. Ieder voorwerp heeft zijn plaats. Iedere god heeft zijn terrein.
Maak jouw eigen website met JouwWeb